Interview met Constant van Wessem jr. 
8 oktober 1998 


CvW jr.: Musicus, ben ik allang niet meer, dat was ik in Canada, daar heb ik 9 jaar gezeten. Toen ben ik in de auto's terecht gekomen. Toen heb ik 24 jaar als auto-expert gewerkt bij Veilig Verkeer Nederland. Toen [na de erfenis van Poldi], ben ik in het filmbedrijf gegaan, dat had ik altijd gewild. 
De interesse voor de film heb ik van mijn vader, dat heb ik mijn hele leven gewild.
Ik ben bij de televisie terecht gekomen, heb documentaire over H'sum gemaakt, ben nu met de 2e bezig, over de gesch. van H'sum.
C: ik was musicus, zat in een orkest, maar je verdiende daar geen geld mee in de jaren 1950/52. Studeerde af op het conservatorium in A'dam. Toen kwamen de Canadezen hier in die moesten musici hebben voor hun orkesten in oprichting van het leger. Toen zijn er zo'n 150 musici vandaan gehaald en die zijn er naar toe gegaan. Zo ben ik daar terecht gekomen en heb zo de hele wereld gezien, want ze gebruikten het orkest voor promotiedoeleinden. Ik werd toen ook gestationeerd in Duitsland voor 2 jaar. Zodoende heb ik mijn eerste vrouw leren kennen, in Neder­land, dat ik ook bezocht in die tijd.
A: Die muzikaliteit heeft u dan ook van uw vader? [moeder pianolerares]
C: Ja, en die interesse voor film ook. Dat gevoel heb ik, maar daar ben ik te laat mee begonnen. Toen Poldi dood ging heb ik een enorme erfenis gehad.
Niemand wist dat ik leefde. Ik woonde weer hier. De notaris heeft een advertentie gezet. De broer van mijn 2e overleden vrouw heeft me verteld dat Poldi overleden was, die had het in de krant gelezen. In haar huis lag een zak vol vijfentwintig­jes, waar  een kwart miljoen in zat. Zij had[den] gespeculeerd. Toen mijn vader over­leed had hij mij onterfd, maar dat kon niet volgens de wet.
Toen mijn vader overleed was er ook wel wat geld. Hij had aandelen, die had hij namelijk gekregen van zijn broer - oom Henk.
Van dat geld heb ik toen eerst mijn vrouw uitgekocht uit het huis en daarna heb ik in film en radio materiaal geinvesteerd.
Ik weet niet waarom mijn vader mij heeft willen onterven, ik heb het gevoel dat hij gefascineerd was door Poldi die hem altijd heeft verzorgd.

- Contact CvW en zijn vader na de scheiding
Mijn moeder was na de scheiding veel weg, op reis, ik heb in internaten / tehuis gezeten. Zij was schatrijk, kwam uit een bankersgeslacht. Het inkomen van mijn vader speelde niet zo'n rol. Tijdens de krach zijn ze alles kwijtgeraakt.
Na de scheiding ging ik wel met de vakanties naar mijn vader toe. In Bloemendaal, dat is me erg bijgebleven. Hondius was een vriend van mijn vader, en die had een jongensinternaat. Dan gind ik naar Hondius, dat vond hij leuk dat ik tussen die jongens zat. Dat gebeurde alleen in vakanties.
Toen is mijn vader naar de Veluwe geevacueerd, daar ben ik ook een keer geweest.
Bibliotheek van zijn vader aan zwager gegeven , daar zaten eerste drukken bij met ex-librissen. Kregen ik en mijn vrouw ruzie mee. Zij woonde met haar moede­ren en haar zoon op de Schuttersweg. Daar heb ik haar leren kennen.
Ik had dat huis later gekocht van mijn overleden vrouw, dus dat was mijn eigen­dom. Bij haar dood dacht iedereen dat ik de boel besodemieterde, maar het was mijn eigendom.
C: Ik weet niet hoe mijn vader mijn moeder heeft ontmoet, want mijn moeder zweeg altijd over dat soort dingen. Ze speelden elke week quatre-mains. Van de familie Oyens is niemand meer in leven die dat nog zou kunnen weten.
Een neef van mijn moeder, hij is over de negentig, leeft nog, maar die is ver heen, weet ook niets, weet niet eens dat ik besta.
C: Ik heb Mary van Wessem een of twee keer ontmoet, zij was een schrijfster. Zij was alleen, en vrijgezelle vrouw, ze woonde meen ik in Rotterdam. Mijn moeder ging nogal met haar om. Mary van Wes­sem is een keer bij ons geweest toen mijn vader al van mijn moeder af was.
Ik weet niet goed wat voor vrouw het was, ze is een keer op de Middenweg in Hilversum geweest [de 1e vrouw van CvW woonde daar toen]. Ik weet er verder niets van, want ik zat toen in Canada.
C: het contact tussen mijn ouders na de scheiding liep via mij. Ik ben door mijn moeder opgevoed, die in die overgangstijd wel een poosje op reis is geweest.
Mijn vader heeft zich in die jaren 1936-1939 weinig met me bemoeid, ik ben er een paar keer ge­weest.
Toen ik ouder was ging ik naar hem toe, na de oorlog in de Willem de Zwijgerlaan, dat wel. Hij nam geen contact op.
C: Ik heb begrepen dat het de grootste moeite heeft gekost om mij geboren te krijgen. Mijn moeder had wel meer kinderen gewild maar dat lukte niet. Hij zat altijd op zijn kamer te werken, die altijd blauw stond van de rook.
Mijn moeder wilde scheiden. Op zondag ging hij de tuin in, en dan zei mijn moe­der, kijk daar gaat hij weer blaadjes. Hij draaide dan blaadjes om van een struik.
A: Er kwamen veel schrijvers over de vloer.
C: Mijn moeder had een rendez-vous met Van Genderen-Stort, die was blind. dan gingen de schuifdeuren dicht.
Slauerhoff en Darja Collins hadden rendez-vous' bij ons thuis. Of dat nou in Am­ster­dam of ergens anders was, dat weet ik niet.
De deuren-ensuite gingen dicht, en dan hadden Slau en D.C. daar een rendez-vous.  Volgens mij gebeurde dat op de Bergweg in Hilversum.
C: Ik ben geboren in de Okeghemstraat, maar al na zes maanden zijn we naar Hilversum verhuisd, toen hebben we op de Dalweg gezeten. Ik ben in Hilversum opgegroeid, we woonden in grote huizen. Het huis op de Bergweg was eigendom, want dat is geschonken door mijn grootva­der [Oy­ens], de Dalweg weet ik niet.
Grootvader Van Wessem heb ik nooit gekend, hij was getrouwd met Agnes Jehu. Met die familie, de Jehu's, gingen we veel op vakanties, aan zee. Die woonde op de Dankertstraat [Den Haag?], dan ging tante An en tante Jesje, dat was de zuster van mijn grootmoeder.
Mijn vader heeft me nooit iets over mijn grootouders - zijn ouders - verteld.
Wat ik ook zo erg vind is dat mijn moeder me ook nooit iets verteld heeft.
Ik had een goede band met mijn moeder, maar er werd nooit ergens over gesproken. Er zijn van die kleine dingetjes die zijn doorgesiepeld.
Ik hoorde pas van de scheiding toen we naar een ander huis waren verhuisd.
Ik was toen tien.
A: Keek u tegen uw vader op die zo in studeerkamer aan het werk was?
C: Nee, ik vond hem een beetje vreemd.
Hij was er nooit, hij was wel in huis, maar hij was er nooit.
Ik werd wel erg verwend, want er was geld genoeg, kinderboeken, speelgoed, dat was er allemaal wel.
Vader van jongsafaan hardhorend geweest.
Door stuipen heeft CvW sr. een gezichtsverlamming gehad [linkerhelft, op sommige foto's te zien], maar als je het niet wist zag je het niet.
Maar daarentegen had hij toch die radiopraatjes elke week. In 1934, over literatuur.
Ik heb het nog wel gehoord. Er zijn geen opnamen van bewaard gebleven, daar ben ik nog achteraangegaan. Daar werden geen opnamen van gemaakt. 
Mijn vader was altijd ziek. Hij is aan maagkanker gestorven.
A: Hij had toch ook een hersentumor?
C: Dat is nieuw voor mij, ik weet alleen dat hij maagkanker had. Hij is aan kanker gestorven. Maar ik ben een heel stuk kwijt, omdat wij geen contact meer hadden.
Het ging gewoon niet, het was bepaald geen pleziertje. Het was een saaie boel ook.
Poldi zorgde voor hem, daar zat geen liefde bij van mijn vaderskant. Het was ook geen seksuele verhouding, dat denk ik tenminste. Zij bewonderde hem. Ze had een beetje boers uiterlijk, het was een totaal ander iemand dan mijn moeder. Ze was Weense, maar sprak goed Nederlands.
A: Stond uw vader in de schaduw bij uw moeder, wat sociale vaardigeheden be­treft?
C: Ik heb daar wel eens over gedacht, maar ik denk dat ze elkaar goed lagen, zeker in de begintijd. Toen gingen ze ook veel uit, ze hebben een tijd in Parijs doorgebracht .... Hij werd daarheen uitgezonden door de Telegraaf. En dat was een geweldige tijd voor ze. Ik denk dat die geweldige tijd na mijn geboorte was afgelopen.
A: Heeft uw vader u ooit horen spelen?
C: Nee. Ik was afgestudeerd in 1953, maar hij heeft me nooit horen spelen.
Hij heeft nooit met mij over mijn muziek gesproken. Maar ja, ik ben in een moei­lijke tijd gaan spelen, in de oorlog. Ik ben ook nog naar Indië gegaan, en daar heb ik ook in een orkest gespeeld.
A: Hoe reageerde u op de poging tot onterving?
C: Toen ik het hoorde was ik wel erg geschrokken, maar ik heb er niet zo'n pro­bleem van gemaakt, eenvoudig omdat ik zo bezig was met andere dingen. Ik had het financieel niet nodig. Ik verdiende genoeg in Canada.
Die kast, die is nog van mijn vader geweest [wijst op een antieke, notehouten kast]. Er waren ook sofa's, maar die heb ik aan anderen gegeven, daar had ik niets aan. Het was zo triest als je daar binnenkwam [bij Poldi 's overlijden], want ze had een verzamelwoede. Kisten met van alles, dozen met honderd kousen, twintig flessen Franse cognac. Het fornuisstelletje was totaal zwart gebrand. Aan de open­slaande deuren hing nog de zwoerd. Ze hadden geen ijskast of televisietoestel, alleen een radiotoestel.
A: De gloriejaren waren in de jaren twintig.
C: Met mijn moeder, ja.
A: Houdt u van zijn werk?
C: Nee. Het enige boek waar ik van houd is Celly. Lessen in charleston. Dat gaat over de jet-set van Hilversum.
Ik heb ook nooit een re­la­tie met Poldi gehad en omgekeerd ook niet. Ik weet niet waarom. Mis­schien vond(en) zij dat ik mijn vader verwaarloosde, ik weet het niet.
Mijn vader heeft een correspondentie met Wilhelmina gehad. Ze stuurde ook altijd met kerst een kaartje.
Muzikale wereld rond mijn vader en moeder: hij heeft Mengelberg nog gesproken. : Hij heeft les gehad van Ca­tha­rina van Lok­horst, die was pianiste en die speel­de ook met mijn moeder.
Mijn ouders zaten wekelijks met zijn tweeen te spelen, maar de deuren gingen altijd dicht, dus dan zat ik in de andere kamer te luisteren. Waarom de deuren dichtgin­gen weet ik niet. Alles ging dicht.

- Achtergrond familie
Familie van Jehu's kant: joods; overgrootmoeder van vaders kant: Surinaams (Eck­hardt de Mesquita) en Portugees joods. Over het joodszijn werd in de familie niet ge­spro­ken. Suri­naam­se planta­ge: over­woe­kerd door oer­woud, ik heb wel de platte­gronden gehad, maar ik denk dat mijn zoon die nu heeft.
300 negeslaven is autobiografisch. De tantes hebben echt bestaan. De eigenaar van de plantage in dat boek [de aardige slavenhouder], is een Van Wessem. Dat hele stuk is geent op de familie. Er is wat bij verzonnen, maar de rode draad is de familie. De zoon van de planter [die de moord pleegt in het boek], is allemaal familie. Dat zijn de Mesquita's. Mijn zoon [Richard] heeft die connecties allemaal.
Die twee tantes heb ik gekend.Als we met mijn vader en moeder in Scheveningen waren gingen we bij de tantes op bezoek. Zij waren een beetje getint, met een suri­naams uiterlijk. Mijn vader had dat ook, die had krulletjes.
Ik heb het ook, ik heb witte handen aan de binnenkant. Dat zijn nog de genen uit Suriname. De tantes woonden in Den Haag.
A: Hun broer zou dan die moord hebben gepleegd?
C: Dat zou na te gaan zijn in de stamboom van mijn zoon. Ik heb een opdracht aan een advocaat gegeven om uit te zoeken hoe het met die plantage zat. Maar dat was niks, totaal verwilderd. 
Het contact met Suriname werd gelegd door de zeevaart [over-grootvader], de sla­ven­han­del.
Ik wist ook niet dat er joods bloed in de familie zat, mijn zoon wist het, die zei: Jehude, daar komt het vandaan.
C: Mijn vader was een ruimdenkend mens, en aardig voor vrouwen, dat heb ik ook.
Maar hij was heel moeilijk om mee om te gaan.
Hij had een nauwe vriendschap met Kelk, en met Bloem. Wij logeerden altijd in het huisje aan zee van Bloem. Niet met mijn vader, maar mijn moeder en ik, en een buurmeisje.

- N.a.v. Brieven Nijhoff:
Mijn moeder werd Zus, genoemd, 'tante Zus', mijn vader Stan.
A: Getuigen huwelijk (concierge en onbekend persoon):
C: Die hebben ze van de straat geraapt, volgens mij omdat de ouders van mijn moeder tegen het huwelijk waren. Geen stand, geen geld. Dat gevoel heb ik.
Mijn ouders hebben ook nog in Laren gewoond.
Ze zijn in Hilversum getrouwd.
En daarna in Amsterdam gaan wonen. Van daaruit zijn ze naar Parijs gegaan. En ik ben in A'dam geboren.
In Laren kwam de loper steeds de stukken ophalen voor de Telegraaf, maar dat ging steeds slechter, want hij was nooit klaar. Daarom is hij ontslagen. Hij haatte  deadlines. Maar dat was in Laren, want ik heb nog een foto van mijn moeder op het terras van een boerderijhuis in Laren. 
Zondagavond was het concert en dan moest hij een stukje schrijven, daar was maar weinig tijd tussen het tijdstip waarop gehaald werd. Eerst schreef hij alles, in een moeilijk handschrift, daarna had hij een typmachine.
Hij zat ook moeilijk te typen, hij had een vreemde slag. Dan hoorde ik hem in zijn kamer, ik denk niet dat hij snel kon typen, het ging heel langzaam.
C [op mijn vraag]: mijn vader heeft mij nooit een brief geschreven.
In de familie Oyens waren twee beroemde schilders: Piet en David.
Toen ik een jaar of zes was had mijn moeder een relatie met van Genderen-Stort. Dat heb ik later gehoord. Mijn vader had niets in de gaten.
Pa las nooit voor, speelde geen piano voor zoonlief, moeder wel.
300 negerslaven: fictie met autobiografie vermengd.
Ongehuwde moederthema; zou met het geheel van de fam. Oyens te maken ge­had kunnen hebben; artiesten, kunstenaars; rare oom bij de Oyens;
Pa ging weinig mee op fami­lie­be­zoek bij de Oyens, geen familyman.
Er was een grote eenzaamheid. Ik ben een eenzame jongen geweest. Speelde veel thuis, alleen. Bij een bepaald vriendje zei mijn vader: Daar is keesje van de koster [?] voor je.
We gingen alleen met hoogtijdagen wel eens naar de kerk, niet naar een christe­lijke school: mon­tes­sori-school, niet in een geloof opgevoed.
Mijn moeder was een beetje een buitenbeentje in de familie, doordat ze met een artistieke man getrouwd was, en zelf ook artistiek werk deed.
C: De zeilschepen die mijn vader tekende, daar heb ik als kind veel naar gekeken. Nu weet ik het opeens weer, dat was uit de tijd van 300 negerslaven.
C: Ik heb godzijdank de gezondheid van mijn moeder.
A: In 1935 zijn je ouders gescheiden,
C: Maar ik ben in 1936 weggegaan met mijn moeder.
Mijn vaders broer Henk, had een verhouding met een schilderes, Edmee. Ze hadden een goed contact. In de Verhulststraat woonden ze samen: hij woonde beneden, mijn vader boven. Het was een heel andere man, vrijgezel, een leuke vent.
Henk is in zijn eigen ziekenhuis gestorven, hij was hoofd van het militair zieken­huis in Den Haag. Hij is aan ondervoeding gestorven, wat ik niet begrijp. Hoe kan dat als arts?
C: Mijn vader en Poldi hadden een pensioen 1940-1945. Hij heeft in het verzet gezeten, heeft bij de illegale pers gezeten. daarom heeft hij dat huis gekregen.
Dat was een behoorlijk pensioen hoor. wel 4000 gulden.
Donkersloot heeft zijn best voor mijn vader gedaan, die zat ook in het verzet.

Informatie van CvW jr.:
Plantage: la Solitude , was een suikerplantage tot ong. 1905. In 1909 gekocht door (over)grootvader van Constant van Wessem, daarna teakhout plantage (791 hectare, 50 a 60 kilometer ten oosten van Paramaribo), lag aan de rivier. Abra­ham (regent en rechter in Pramari­bo), de vader van Isaak de Mes­quita (= de vader van Jansje Theo­dora de Eck­hardt de Mesquit­a).