Constant 40 jaar
10 maart 1932
- van Uitg. De Spieghel aan CvW, 10.03.1932
- kritiek op Daendels*
Met veel aandacht hebben wij het stuk kopij, dat u gerevideerd hier Woensdagmiddag bracht, doorgelezen. Hoezeer het ons ook spijt, het voldoet ons in geenen deele. Het is en blijft nog steeds een relaas uit een geschiedenisboek, hier en daar met eenige anecdotische bizonderheden, met de historische feiten van dien tijd op de voorgrond. Zelfs voor ons beiden, die zeer geinteressseerd zijn voor historie in het algemeen en die van Holland in het bizonder, is het moeilijk die enorme ballast te slikken, terwille van de figuur Daendels, die nergens erboven uit komt, maar er feitelijk in verdrinkt.
- ongeordend materiaal
Er zit geen romanlijn in, ja zelfs geen historische lijn. Het is materiaal, dat nog geordend zou moeten worden in een werkelijk interessant verband ten opzichte van Daendels. Onmogelijk is het ons, dit werk zoo naar den drukker te sturen, maar waar wij weten, dat het even onmogelijk voor U is dit alles in een vloek en een zucht te veranderen, geven wij U in overweging niet te overhaast te werk te gaan en er vooral tijd voor te nemen, ook om de stijl te verbeteren, die o.i. een sterke teruggang vertoont in vergelijking met Lessen in Charleston. U moet niet vergeten, dat wij op het eerste stuk, dat U ons ter lezing zond, konden besluiten de roman uit te geven; dit eerste stuk ademt een geheel andere geest, dan het hier aanwezige manuscript. Dringend raden wij U aan U voor de omwerking tijd te gunnen. Het boek moet dan maar later verschijnen. Het moet beter doorwerkt zijn, Daendels moet overal aanwezig zijn als figuur, niet als figurant van het historisch tooneel.
- romanvorm
Niemand vraagt van U een zuiver historisch verslag van dien tijd, wij wel in het minst, maar wel een roman van Daendels leven. ‘“Brengt helden voort”, heeft Wijbo Fijnje den 19den Mei geroepen’, dat zijn toch ontoelaatbare dingen in een boek als dit. Wie en wat kan het schelen, dat hij dit op den 19den Mei uitriep.
Werkelijk, U moet de kwestie wat minder serieus nemen wat data en feiten aangaat en wat serieuzer inzake de romanvorm.
U weet, dat wij U dit alles schrijven, omdat wij er zeker van zijn, dat een omwerking het boek, U en ons ten goede komt, wij hopen dat U er rekening mee zult willen houden.
* De ijzeren maarschalk. Het leven van Daendels, soldat de fortune’door CvW (1932, De Spieghel)
26 maart 1932
- recensie W.L.M.E. van Leeuwen, in: Tubantia, 26 maart 1932.
Bespreking vanVele namen, door Bep Vuyk, dat als eerste schrift van de Vrije Bladen verscheen.
“Zo is dus de eens geformeerde groep der jongeren (zij begonnen in 1916 in Het Getij en zetten het voort in De Vrije Bladen) uiteengespat. Het kon ook niet anders, een zo uiterst individualisme, in ongerichte vitaliteit, die alleen in zoverre de jongeren aan elkaar bond als het tenminste vitaliteit was, moest wel eindigen in een scheiding. We zagen dus het verloop: zij die vitaal bleven, (puberteit) (Greshoff, Du Perron, Ter Braak), zij die verstarden (seniliteit!) (Donker, Binnendijk en misschien Houwink).’
25 april 1932
Constant 41 jaar
mei 1932
Drukproef, Ned. Boekenweek, met pen: na nauwkeurige correctie fiat CvW.
- Hoe mijn eerste boek ontstond, Constant vanWessem
Iedere schrijver kent de sensatie: hoe een onderwerp zich aan hem vasthecht. Hij kan het uitstellen, jaren zelfs, maar het nimmer vergeten. Een van zulke onderwerpen was voor mij de romantische figuur Liszt.
- biograaf-historicus en - dichter
Was dit Liszt, zooals ik hem mij voorstelde? Waarschijnlijk was het een Liszt. Het verschil tusschen de biograaf-historicus en den biograaf-dichter is precies, dat de laatste meer om “juistheid” dan om “waarheid”geeft. Hij beoogt geen standaard-figuur van Liszt, van het tijdelijk-menschelijke losgemaakt en geschikt om als monument op de pleinen der openbaarheid te worden neergezet. Hem trekt juist de variaties in het menschelijke aan en hij schept dat menschelijke om tot zijn droom:”Je crois en Dieu, puisque je vous aime”. Menschelijk, al te menschelijk.
- schrijfproces
“Liszt, romantische jaren van een pianist”, bij Leiter Nijpels te Maastricht verschenen, verleden najaar, is mijn eerste boek, ondanks het feit, dat ik er voor dien reeds een achttal had gepubliceerd. Maar het was langen tijd ongeschreven en ongedroomd gebleven, ik had er veel aan gedacht, er veel aan gefantaseerd en ik wilde het langen tijd niet noteeren uit vrees van het te verliezen. In 1927 begon ik er toch aan. Het ontstond en marge van een ander boek, dat ik voor een serie biographieen van musici schreef, een biographie van Liszt. Maar het boek, dat ik schrijven wilde was een roman van Liszt.
- methoden romancier
Het is dan ook geschreven volgens de methoden van den romancier. Een criticus heeft de opmerking gemaakt, dat in een groot deel van mijn boek Liszt zelf zoek was. Maar waar de biograaf zich vooral een beeld van de figuur zoekt te reconstrueeren door de faits et gestes, de feitelijkheden van deze figuur, volgt de romancier verschillende methoden, naar de geaardheid van de persoonlijkheid die hij beschrijft. Mij leek juist de geaardheid de figuur van Liszt het best levend te maken door een soort coulissen- en figuren-spel met en rondom hem. De levendigste kleuren geven aan een persoonlijkheid van Liszt juist de zijlichten die op zijn persoonlijkheid vallen, zijn tijd, zijn vrienden, zelfs zijn afwezigheid. Een gesprek uit een bepaald milieu, zelfs al handelt dit gesprek nergens over Liszt is typeerender vaak voor het leven van de figuur dan zijn eigen woorden; en het beeld in anderer oogen is soms treffender juist dan wat zich op de feitelijkheden steunt, die door documenten verdedigd en verantwoord kunnen worden.
Zelfs met de uitvoerigste documentatie bereikt men “geen” leven. Het document, waar ik het een enkele maal te pas bracht, vervult in het geheel van mijn werk dan ook geen andere rol dan die van een toets, een kleur. Maar - ik heb daar vele documenten op moeten nalezen.
24 juni 1932
- over CvW, E du Perron aan J. Greshoff, 24.06.1932, in: EdP Brieven III
Verzen van Vestdijk (keuze van Van Wessem), zijn als ”schrift “ van de Vr. Bladen verschenen. Wel aardig, maar niet goèd, als keuze; het is niet Vestdijk op z’n best, maar er staan heel aardige dingen in.
28 juni 1932
- van E du Perron, Gistoux, aan CvW, 28.06. 1932, in: EdP Brieven III
Verzoek om de tekst van Reinald Godius te zenden.
Wou je het boek spoedig laten drukken, of kan er nog wat mee worden gewacht?
2 juli 1932
- van E du Perron, Gistoux, aan CvW, 02.07. 1932, in: EdP, Brieven III
Dank voor Reinald *; ik denk dat ik er een omgewerkte lezing van maak.
- Daendels; ventisme
Daendels vroeg ik aan, maar ik zag nog niets. Wat is er toch eigenlijk met je Vuistslag geschied? en waarom hebben we nooit dat Berezina-fragment van Daendels gekregen, waar wij toch over hebben gecorrespondeerd?
Was Daendels een vent? Hoezeer zullen wij, “ventisten”, zooals Bloem ons zoo grappig noemt, hem dan niet beminnen en met juichzangen binnen ons forum halen!
- trouwkaart EdP
Had ik je een trouwkaartje moeten zenden? Ik heb mij van die dingen zoo goed als niet bediend; en wat de nieuwsgierige boschgeesten betreft, is dit een titel waar je, voor de gelegenheid, onzen goeden Vic mee siert?
Je hebt de groeten van Madame terug en een hand van je E.
* E poi muori, dat de werktitel (Reinald) Godius droeg.
6 juli 1932
- van E du Perron, Gistoux, aan CvW, 06.07.1932, in: EdP Brieven III
- Daendels, Forum
Aan inlichtingen over Daendels ontbreekt het me nu niet. Alleen wel aan het boek zelf. Maar ik voel er eigenlijk alweer voor om de bespreking door een ander te laten doen.* Ik ben al net als jij op het gebied van “besprekinkjes”, en dan - àls ik het doe - bespreek ik liever auteurs die mij geheel onbekend zijn.
- Coster
Wat je voorgangerschap op het gebied van Coster betreft, ik las bij Kelk eens je fameuze Wei der Ideeën.** Ik vond het een zéér deferent stuk, met vele complimenten voor Coster en één voorzichtige opmerking over “ijswoestijnen” inderdaad; maar dat zal aan het “levensgevaar” hebben gelegen. Enfin, het spijt me dat jij het dan voor mij liep en ik ben gaarne tot wederdienst bereid, al zal de verhouding tusschen ons wel altijd zijn als die van Daendels tot Reinald Godius. Ik troost me nu wel met het feit dat Bonaparte Muiron vóór zich had op de brug van Arcola ***, maar ook dit lijkt me overdreven, en dan: Muiron ging eraan dood, terwijl jij springlevend bent.
* De ijzeren maarschalk zou niet in Forum worden besproken.
** In Het getij 6 (1921), [tweede reeks], p. 73-75: “De wei der ideetjes”, waarin Coster ter sprake komt. De opmerking over de “ijswoestijnen” kwam voor in Van Wessems artikel “Over de aphorisme” in Het getij 6 (1921) [eerste reeks], p. 90-92, n.a.v. Costers aforisme uit Marginalia, dat luidde: “De weg tot liefde voor hen, die niet liefhebben, gaat door de gloeiende woestijn der hartstochten, of door de ijswoestijnen van het verstand. Ofwel door de brandende of koude zelfzucht.”
*** In de slag bij Arcole (15-17 november 1796) beschermde Napoleons aide-de-camp Muiron het leven van zijn chef met zijn lichaam en vond daarbij de dood.
7 juli 1932
- over CvW, E du Perron aan Menno ter Braak, 06.07.1932, in: Briefwisseling I EdP-MtB
- klootharkje
Ik schrijf je in bed en op mijn knieën, vandaar dit rare pootje.
Die Van Wessem is toch een klootharkje, alles welbeschouwd; naar aanleiding van Coster, schreef hij mij nu voor de 4e maal dat hij het vroeger eigenlijk al zooveel beter gedaan had, of daaromtrent; althans dat het in 1919 veel “levensgevaarlijker” was! Hij gaat zichzelf nog eens beschouwen als Daendels. Ik heb hem nu, eindelijk! eens copieus verneukt. Il ne l=a pas volé, heusch niet!
juli 1932
- aan Menno ter Braak van CvW, ongedateerd, waarsch. voor 28.07.1932
- De vuistslag, Forum
Via Bouws zond ik mijn roman "Een vuistslag" naar Forum.
Er zijn in het manuscript nog enkele kleine verbeteringen aan te brengen, hier en daar een wat te vlakke zin of een minder goed woord, maar dat komt in de eventueele proef wel in orde.
Alleen, doe mij het plezier en wanneer jullie het nemen plaats het dan nog in de resteerende afleveringen van dit jaar (desnoods gedeeltelijk, als het niet anders kon).
Een en ander in verband met het niet te loochenen feit, dat mijn pecuniaire nood helaas niet maar denkbeeldig is...
5 augustus 1932
- van Menno ter Braak, Eibergen, aan CvW, 05.12.1932
- positief over De Vuistslag
Je roman ontving ik heden van Bouws; ik zette mij dadelijk tot de lezing en heb die vanavond beëindigd. Zonder vooruit te willen loopen op het oordeel van mijn mede-redacteuren, wil ik je toch vast mijn persoonlijke opinie meedeelen. In de eerste plaats dan: onmiddellijk klasseer ik je boek onder de boeken, die ik voor mijn pleizier lees, onder de eenvoudig en zuiver geschreven romans, die, wat ik er hier en daar ook op tegen moge hebben, een herinnering achterlaten, dus niet bij de Rembrandt: en de Moordenaars etc. etc.
- stijl, compositie
Ik vind overal je zeer persoonlijke stijl, en herken die stijl uit Lessen in Charleston; maar, dit boek vind ik beter, vooral als compositie sterker. Het grondidee is suggestief; merkwaardigerwijze speelt het in mijn roman [Dr Dumay verliest, 1933] ook een rol, zij het anders; de Aethiek van de vuistslag en ook de niet-rechte-lijn zul je daarin analoog terugvinden. Daarom interesseerde mij het thema natuurlijk dadelijk bijzonder; maar het bleef me boeien, alleen komt er tegen het midden een verslapping, omdat je waarschijnlijk de spanning te lang wilt volhouden. Het op zichzelf goede slot (en ook uitstekend is de partij carnaval!) wordt daardoor minder effectvol, lijkt mij. Ik vind de eerste hoofdstukken het sterkst, hier en daar bepaald meesterlijk en strak geschreven; John, Jacques en Leopoldine scherp tegenover elkaar gesteld. Waarbij ik terloops wil aanteekenen, dat ik je kantoormenschen altijd nog wat boven hun stand vind; zij zijn in werkelijkheid, meen ik, nog minder raisonnabel, platter; maar soit, het komt in je stijl te pas, de menschen even te veel hersens te geven, zooals je m.i. ook de vrouwen iets te mooi maakt, hen te veel laat glanzen; ze zijn nog een tikje ideaal-vrouwen, waarop de auteur eigenlijk zelf verliefd is; maar ook dat hindert me in deze stijl nauwelijks, omdat het met smaak gedaan is.
- bezwaren
Mijn hoofdbezwaar is, dat je, evenals in Lessen in Charleston, nog te veel accidenteele dingen hebt laten staan, die de aandacht afleiden zonder die ook ondergrondsch te spannen. Bijfiguren kunnen de aandacht op de hoofdfiguren of de handeling vestigen door af te leiden, maar dat mag, dunkt mij, geen verbrokkeling worden. Alfred, Otto en Anka b.v. (met name de scènes waarin Alfred en zijn doode hoer, en O. en A. samen optreden) doen voor het geheel niet ter zake; ze illustreeren voor mijn gevoel ook niets wezenlijks in de hoofdzaak, zoodat ze gemist kunnen worden, zelfs al ik het voor het zeggen had, eruit moesten. Dan geloof ik niet in de scène met AHappy Days; die is mij te Dostojewskiaansch in dit lichte en sobere milieu, maar hierin zou ik mij kunnen vergissen. Ik moet trouwens een boek later (niet dadelijk) altijd overlezen, om te weten, wat werkelijk blijft.
- bewondering
Ik heb nu zeer over de bezwaren uitgeweid en wil dus nog even den nadruk leggen op mijn werkelijk groote bewondering voor de lichte toets en vooral voor de directe zuiverheid; dit is tenminste weer een roman, waarin de intelligentie niet apriori verbannen wordt, die op een intelligent thema intelligent is opgetrokken. Dit zegt voor mij al zooveel, dat ik de bezwaren niet wil verbergen (wat voor bezwaren zou je in vredesnaam tegen Rembrandt moeten inbrengen; dat boek is één bezwaar!). Ik zou je adviseeren, na het midden hier en daar te snoeien, om de vuistslag-idee, die zoo goed is, strakker te houden; misschien voel je er iets voor, misschien niet; ook zonder snoeien stem ik voor opname in Forum.*
Wat de praktijk betreft: ik wil niet op het oordeel van du P. en Roelants vooruitloopen. Ik zend het manuscript door naar P.; je hoort dan spoedig nader.
* niet in Forum verschenen.
7 augustus 1932
- aan Menno ter Braak van CvW, Hilversum, ongedateerd, na 05.08.1932
- oordeel De Vuistslag
Je brief ontving ik in dank, hij deed mij veel genoegen, te meer waar je met je bezwaren tegen enkele gedeelten mijn eigen bezwaren komt onderstreepen. Ik zelf voelde de hoofdstukken van Alfred plus hoer en de scène van Otto en Anka samen als overbodig, reeds hun inlasch overbodig, omdat deze geschiedde, nadat het manuscript reeds voltooid was. Waarom ik ze er dan invoegde? Eendeels om het verwijt, dat sommige critici mij bij gelegenheid van Charleston deden, "dat men van de andere figuren, die in het boek optraden niet hoorde", anderdeels misschien een "humanitaire" reden, n.l. ook de "innerlijke" kant van sommige bij-situaties nader te belichten, maar deze inlasschen geschiedden te overdacht blijkbaar, ze vallen ook jou als te schadend aan de gang der historie op. Ik laat ze dus graag vervallen, was trouwens al besloten ze zeker in de uitgave als boek te laten vervallen. Dat "Happy days" uit het kader valt kan ik niet zoo vinden, ten overvloede vroeg ik er indertijd, bij voorlezing van het boek, van Vriesland's opinie over, die de scène goed vond. Hij is toch in ieder geval niet uit den "toon" en er moet voor den lezer iets van voelbaar zijn hoe een John tot zoo'n bijna Don Quichotterige zelfvernedering kan komen als in het laatste hoofdstuk blijkt. Ook houdt de lichtelijk ironische overgang naar het "Moedeloos einde" het te zware wat voorafging toch wel weer in evenwicht, dunkt me. Het zal ook minder opvallen als die andere "pathetische" scène van Alfred verdwijnt, nietwaar? Maar nogmaals, ik ben blij dat je mij je bezwaren rondement zeidet; en natuurlijk ook met je waardeering, want ik meende zelf ook, dat dit boek tenminste compositorisch een vooruitgang op Charleston was.
- Forum
Ik weet niet of je inmiddels mijn briefje, dat ik nog naar Rotterdam adresseerde, werd opgestuurd. In verband met wat ik daarin schreef zou ik graag willen, dat wanneer mijn roman aangenomen wordt voor Forum, de publicatie niet werd vertraagd voor de verbeteringen, die ik dan nog verderop in het manuscript zal aanbrengen. De eerste hoofdstukken, die je zelf ook goed vindt zouden dan alvast kunnen verschijnen terwijl ik de rest nog doorkeek. Het is een pecuniaire kwestie, zooals ik je in dat briefje uiteenzette.
En als je wilt en kunt doe dan via Bouws ook nog een goed woordje voor de uitgave bij Zeilstra, ik zou mijn boek daar het liefst laten verschijnen. Maar misschien loop ik nu te ver vooruit... Enfin, we zullen zien.
14 augustus 1932
- aan E du Perron van CvW, ongedateerd, na 13.08.1932
- Slauerhoff
"Ik ben nooit het product van vrienden of klieks of richtingen geweest, ik vind alleen dat bij schrijven de intelligentie een beslissende factor is en dat bindt ons onderling, niet onze persoonlijkheden, die trouwens naar buiten ook alweer heel verschillend werken en op zich laten reageeren. Want hoe zou je citiekloos de vele slecht en slordig geschreven en gecomponeerde stukken in "Verboden rijk" van Slauerhoff kunnen laten passeeren, vraag ik mij af. Dat zie je toch zelf net zoo goed als ik, nietwaar?
14 augustus 1932
- aan Menno ter Braak (Eibergen) van CvW, ongedateerd, na 13.08.1932
- lezing roman-biografie
Kun je mij nog dat stuk van jou "Huizinga voor den afgrond" ter inzage zenden? Ik spreek begin October voor de radio over de roman-biographie en wilde ook uit jouw stuk iets citeeren, dat ik me echter niet meer woordelijk herinner. Kan ik het spoedig even krijgen?
-De vuistslag; Forum
Wat kankeren ze nu over mijn "Vuistslag"? Wordt het nu wel of niet opgenomen? Eddy schreef mij een brief waarvan ik niet veel begrijp. Zijn bezwaren wijken niet veel van de jouwe af, maar hij doet net of er niets van deugt. Moet Roelants nu de beslissing brengen?
20 augustus 1932
- over CvW, E du Perron aan Marsman, 20.08.1932, in: EdP Brieven III
Van Wessem is een aarts-ouwehoer, dat begin ik langzamerhand aan den lijve te ondervinden.
20 augustus 1932
- over CvW, E du Perron aan Menno ter Braak, 20.08.1932, in: Briefwisseling I EdP-MtB
- brave kerel
Hierbij een brief van Van Wessem die mij met walging vervult. Als ik deed wat “mijn hart mij ingaf”, schreef ik hierop: “Je bent een verdomde ouwehoer en loop verder naar de pomp.”Maar ik bedenk dat het in menig opzicht een brave kerel is en ik antwoord dus maar helemaal niet. Zijn brief mag je na lezing verscheuren.
Wat zijn roman betreft, ik blijf bij mijn idee: alleen de strict-noodige fragmenten voor het verhaal Jacques-John (dit door ons uit te maken: jij, Maurice en ik); anders ben ik tegen.
25 augustus 1932
- over CvW, Menno ter Braak aan E du Perron, 25.08.1932, in: Briefwisseling I EdP-MtB
- Vuistslag
De brief van v. Wessem heeft inderdaad een raar luchtje; het uitspelen van mij tegen jou is ook slecht gekozen, en de “tegenaanval” op Coster is belachelijk! Het verbaast me steeds weer, dat een man, van wien men altijd zulke petieterige dingen merkt, als van Wessem, een toch niet dom boek kan maken als Een Vuistslag! Overigens moeten we in Sept. snel uitmaken, wat er met dit verhaal gebeuren moet. Allicht, dat wij (M., jij en ik) het uitmaken.....!
28 augustus 1932
- over CvW, E du Perron aan Menno ter Braak, 28.08.1932, in: Briefwisseling 1 EdP-MtB
- Dumay* - De Vuistslag
Met Een Vuistslag is het niet te vergelijken: het is 2 x zoo vlot en ‘goedgeschreven’, 3 x zoo belangrijk en intelligent. Ik voel er op het oogenblik voor om heusch, alleen maar enkele fragmenten van Van Wessem op te nemen (de John-Jacques-historie) - hoogstens 3 nummers! en dan alles van Dumay.
* Dr. Dumay verliest, door Menno ter Braak (1933)
september 1932
- aan Victor van Vriesland van CvW, ongedateerd, waarschijnlijk september 1932
- DVB-Cahier
Ondanks je zwijgzaamheid voor andere dingen dan je dagblad, bij vele journalisten te constateeren, geef ik je toch even kennis dat de dames van De Spieghel De Vrije Bladen het volgend jaar in de cahier-vorm wenschen te laten voortbestaan.
- Walschap exit
Echter zonder Walschap. Wij merken van dezen auteur wel is waar weinig, maar de dames des te meer van den querulant, die in hem schijnt te schuilen en met wiens duitendieverij zij last hebben: zoo schijnt hij zich door den Mechelsen compagnon der dames nog eens 1500 francs boven zijn gewone redacteurshonorarium te hebben laten betalen, wat natuurlijk weer op de risico van het tijdschrift wordt verhaald. Ten slotte hebben wij praktisch aan Walschap niets, voor België blijkt het geen trekpleister te zijn geweest (er zijn in het geheel 40 Belgische abonnees, niet eens meer dan anders) en voor de medewerking doet hij ook al niet hard zijn best. Het eenige wat ik uit vrije beweging van hem kreeg was een prullig familiealbum van Lode Bakelmans over zijn zoontje en wat deze voor grappigs in zijn eerste levensjaren bliefde op te merken, voor andere dan de verheugde ouders volslagen onbenullig. En dan Lode Bakelmans! Ik heb het jou maar niet eens doorgezonden, ik heb je daarmee de porto voor de retourzending uitgespaard, ik durfde je weigering wel voor mijn verantwoording te nemen.
Walschap heeft zijn tijdelijke rol van contra-balancement tegen het driemanschap Ter Braak, d.P en Roelants voor de buitenwereld gespeeld en wij kunnen hem eerbiedig bedanken.
- tweemanschap DVB
Om kosten te besparen wilden de dames ons tweeen zonder derde man, tenminste niet als deze een redacteurssalaris moet hebben. Zullen wij het dan maar zoo houden, op twee?
Alweer om je de correspondentie te vergemakkelijken: zonder tegenbericht van jou binnen afzienbare tijd laten wij Walschap uittreden en houden het tweemanschap?
Er komen nu in de resteerende nummers, De fantasiestukken van F. Ch., ‘Harlekijn’van Kelk, de bundel van Hendrik de Vries, voor het December-nummer ben ik nog niet tot een besluit gekomen, wellicht Bendien over nieuwe schilderszakelijkheid als hij zijn gezonden copy tot 32 pagina’s kan uitbreiden.
- Vuistslag
Hoe gaat het jou? Ben je nooit te zien? Ik ben de volgende week Donderdag tot ongeveer eind September in Bergen aan Zee. “Marijke Pier Panderstraat. Jij hebt daar ook eens je tenten opgeslagen, geloof ik.
Mijn ‘Vuistslag’ is af en naar Forum.
september 1932
- aan Victor van Vriesland van CvW, ongedateerd, waarsch. september 1932
- DVB-cahier
Mag ik vlug even bescheid hebben over ‘De ruitentikker’ van Marcel Matthijs, waar Walschap zeer voor is en ik niet tegen, en over “Erfenis” van J.v.d. Woude, dat te klein is voor een cahier en met een ander verhaal aangevuld zou moeten worden, maar waar ik wel voor ben?
- De vuistlag niet in Forum
“De vuistslag” verschijnt in het voorjaar bij van Kampen, die het zeer goed vond en het graag wou hebben.
Zonderlinge lui, die “ventisten”, ze hebben het voor Forum afgeketst ter wille van dat onnoozele romannetje van Richard Minne. En natuurlijk dorst Zijlstra het nu ook niet te nemen..... Het schijnt, dat Eddy nog steeds de hele boel
Het zal er nog mee eindigen, dat ik naar De Stem verjaagd wordt. Een mooi succes van de solidariteit zou dat wezen!
Hoe maak je het overigens? Je bent eigenlijk een ellendeling, met je eeuwige zwijgen. Hoe moet ik je bereiken, heer redacteur, die toch 60 pop opsteekt voor de verplichting te spreken!
- toneelvoorstelling Harlekijn*
Vrijdagavond 21 October gaat te Utrecht door het Utrechtsch Studententooneel Harlekijn van Kelk en mij, waarvan de tekst dezelfde is als die in het October-nummer van De Vrije Bladen* komt. Hebben jullie in Utrecht geen correspondent, die eens kan komen kijken?
* Harlekijn. Commedia dell árte-stuk, door F. Chasalle en C.J. Kelk, DVB, nr. 10, 1932
1 oktober 1932
- aan A. Roland Holst van CvW, 01.10.1932
- DVB-cahier
Zou je misschien zoo goed willen zijn namens mij aan Eric van der Steen te vragen of hij mij die bundel waarvan hij je sprak zoo spoedig mogelijk kan zenden? Ik zou hem voor het laatste nummer van De Vrije Bladen (December) kunnen gebruiken, met het voorbehoud natuurlijk, dat hij geschikt is.
Mijn roman komt spoedig, zij is momenteel nog in handen.
Zien we je in December? Vergeet het niet. Hartelijke groeten, ook van Zus
9 oktober 1932
- lezing CvW voor AVRO-radio: De moderne romanbiographie
- romanbiografie
Het genre van de romanbiografie is speciaal uit onze tijd voortgekomen genre.
De behoefte van onze tijd vraagt zakelijkheid en onmiddelijkheid, deze behoefte doet zich zoowel in het leven als in de kunst gelden. Men wenscht tegenwoordig ook niet meer historie te aanvaarden als iets, dat men in zijn jeugd uit schoolboeken heeft geleerd. Het genre heeft, als alles wat nieuw is, bestrijding gevonden. De historicus vooral voelde zich gealarmeerd.
Afkeuring van het “vermenschelijken” van de hist. mens en het “banaliseeren” van de historie t.b.v. de sensatielust van het publiek, dat een held “op pantoffels” zou wenschen te zien.
- bijzonderheden uit het leven
Er wordt bij de moderne levensbeschrijving dan ook een groote waarde toegekend aan bijzonderheden uit het leven van den beschreven mensch, die bij de methoden van de oudere levensbeschrijving meestal in een slothoofdstuk achteraan het werk werden geplaatst en die men ons voorzette als anecdoten en curiosa. Maar terecht zegt Dr. J.F. Otten in zijn moderne biographie:
De biographie toont ons allerlei karakteristieke details, allerlei intieme bijzonderheden, die onmisbaar zijn voor de kennis van de beschreven figuur. Dat Charlie Chaplin gedurende een bezoek aan Londen niet durfde aanbellen bij Bernard Shaw is iets, dat als karakteristiek voor hem moet worden beschouwd en zeker in een biographie van den grooten kunstenaar niet zal mogen ontbreken.
- scheppende verbeelding
Men doet een aanval op de romanbiografie: verarming van de fantasie door vastklampen aan bestaand leven; scheppend element vaak ontkend.
Maar juist dit uitkiezen, schikken en opstellen van de historische feitelijkheden en van het materiaal, beschikbaar in de documenten, is een werk van de scheppende verbeelding.
10 oktober 1932
- aan Eric van der Steen van CvW, 10.10.1932
- DVB-cahier: geen gedichten
Ik had er eigenlijk op gerekend, dat uw bundel een bundel prozastukken zou zijn, in den geest van uw “gemengd nieuws”, ik kende u niet als dichter. Ik kan dit jaar geen cahier van De Vrije Bladen meer aan gedichten wijden, in November komt nog een nieuwen bundel van Hendrik de Vries. Wij hebben er dezen jaargang dan reeds drie gehad, meer kunnen wij dit jaar vanwege de noodzakelijke afwisseling niet geven. En het volgend jaar? De plannen staan nog niet vast. Mag ik uw bundel voorlopig nog aanhouden, voor het geval, dat u geen proza hebt?
In het geval, dat u andere plannen hadt zal ik hem ten spoedigste retourneeren.
12 oktober 1932
- over CvW, E du Perron aan Menno ter Braak, 1210.1932, in: Briefwisseling I EdP-MtB
- DVB of Forum
Ik heb de Reinald-Godius-historie deze laatste dagen geheel omgewerkt.
Ik vind het jammer het aan de Vrije Bladen te geven; het zou misschien in 2 keer Forum kunnen. Maar ik wil er toch eerst met van Wessem over correspondeeren. In ieder geval zal ik het jou zenden om er nu je opinie over te hebben; misschien vind je het nu ook nog knudde; gaat het dan toch naar Van Wessem, dan stuur jij het wel door.
- slechte kopij
Wat een infame rotzooi was de ingekomen copy, ditmaal! (...) En de rest: Bourbon, Blijstra, Gilbert de Zigeuner, Chassé bij Waterloo, alles al even onbenullig. Ik ben tegen alles.
12 oktober 1932
- van E du Perron aan CvW, 12.10.1932, in: EdP Brieven III
EdP vraagt o.a. of CvW de omwerking van Reinald Godius nog wil hebben.
- Waterloo matig
Hoe gaat het je verder? - Ik las je Waterloo-beschrijving* en vind het zeer matig; kan je ons geen ander stuk geven uit die “romance van Chassé? (Bedenk ook dat het het millioenste stuk is over Waterloo, dat er nu bestaat!). Met hartelijke groeten, je E.
* Het fragment “Het glorie-rijke oogenblik” uit een onvoltooide biografie romancée van Chassé, verschijnt in DVB 12 (1935) schrift 7, samen met A.D. 1717' onder de titel Twee verhalen. Het werd door Forum geweigerd.
11 oktober 1932
- aan Jan Engelman van CvW ongedateerd, waarsch. oktober 1932
- Engelman redacteur?
De Vrije Bladen gaan met Januari weer een jaargang in. Wij hebben echter onzen Vlaamschen redacteur afgeschaft, om verschillende redenen. Van Vriesland wou toch graag met zijn drieen zijn, ik stelde voor om u te vragen, waarmee hij accoord gaat. Daar de Vrije Bladen finantieel zwak staan - altijd gestaan hebben, toch haalden zij steeds het leven, ze mogen blijkbaar niet dood! - is er voor de redactie niets aan te verdienen, behalve natuurlijk wat zij zelf bijdraagt en de onkostenvergoeding. Maar ..... er is in de cahiervorm niet zooveel werk aan als in de gewone tijdschriftvorm met gemengde bijdragen. Om het drukke werk hoeft u een eventueel redacteurschap heusch niet af te schrikken. Maar wel kreeg ik graag spoedig bericht van u. Het is ook wel niet noodig te zeggen, dat ik een mederedacteurschap van u op prijs zou stellen.
12 oktober 1932
- aan Victor van Vriesland van CvW, ongedateerd, waarsch. 12.10.1932
- voortzetting DVB
Je ontvingt zeker de brief van de dames. We moeten de boel toch maar voortzetten, de Vrije Bladen gaan nu hun tiende jaargang in, een decennium!
Ik vroeg Engelman voor den derden redacteur, maar kreeg van hem nog geen bericht.
- Nieuwe Gidsstijl
De Hollandsche origineelen van Cramer zijn een geduchte tegenvaller, het is onbegrijpelijk, dat hij er zulke Fransche vertalingen van maakte die in sommige opzichten stylistisch zelfs belangrijke verbeteringen zijn. Ik ried hem aan ze uit het Fransch in het Hollandsch terug te vertalen en vooral geen Nieuwe Gidsstijl meer, zooals hij nu geeft, literair doenerig en toch zwak en vlak!
- inhoud DVB; nieuwe zakelijkheid
In het Decembernummer komt nu Stroman. Laten wij voor de volgende jaargang vooral werk vragen. Wie zouden wij iets kunnen vragen, dat in onze lijn ligt? Wij moeten ook nog een nummer nieuwe zakelijkheid in de schilderkunst ten onzent hebben.
Hammacher is daar wel niet de geschikte man voor, vind ik. Maar wie dan wel? Het stuk van Bendien was me te veel gedaas in het abstracte, dat schijnen schilders altijd erg gewichtig te vinden, evenals architecten!
Ik kreeg nog een bundel gedichten van Eric van der Steen, niet slecht. Ik zal ze je bij gelegenheid opzenden.
Kom je niet dezer dagen naar Amsterdam, voor je verhuizing? Dan kunnen wij meteen eens naar De Spieghel gaan. Waarschuw me dan even.
- zwijgen Vic
Beste kerel, dat is nu niet aardig van je, dat je allerlei menschen voor de Rotterdammer vraagt, Kelk, ter Braak, Helman, allemaal nieuwelingen en mij hebt afgewezen, toen ik er om vroeg. Ik zit tegenwoordig ook al leelijk tegen de stuiver aan te kijken. Kom, stuur me eens een boekje.
Ik las dat boek van Henriëtte van Eyck. Erg aardig, maar soms ook wel eens wat al te aardig en in sommige onbeholpenheden wat teveel van Anita Loos [?] afgekeken. Maar zij maakt er een gezellig-daze boel van, het heeft me geamuseerd.
14 oktober 1932
- aan Jan Engelman van CvW, 14.10.1932
- Willem Paap over Fantasiestukken Chasalle
Dank voor uw briefje. Ik las inmiddels het stukje van Paap.
Zijn ijver om mij te “raken” maakt, dat hij er nogal eens flink naast steekt. De strijdmethode is al afgezaagd en weinig origineel: de tegenpartij verkleinen, de “publicist van Wessem, die er (hoe, dat is een raadsel) altijd in geslaagd is in periodieken en verzamelwerkjes op de duiken”, de fantasiestukken “opstelletjes”noemen. Maar nu ook nog van zijn buitengewoon vernuft blijk geven door met het schoolboekje in de hand aan te toonen, dat ik niet schrijven kan, doch op zoo=n stupide wijze, dat het gesignaleerde op den man zelf terugvalt, want zijn goedkoop succes is met nog een klein beetje meer verstand (niet vernuft) makkelijk weer te niet te doen, aangezien de taal een levend iets is en geen grammatica.
- Chasalle, grammatica
Wanneer ik schrijf Met Frederik Chasalle maakte ik het eerst kennis, enz, zal niemand zoo stom zijn daar een pleonasme in te zien, evenmin als b.v. de uitdrukking “het eenigst kind” anders dan door stommelingen becritiseerd kan worden en hersteld in “het eenig kind” wat dan “grammaticaal” juist zou heeten -, want dit superlatief is alleen een accentueering en zoo ook de uitdrukking: het eerst met iemand kennis maken, want het accent valt hier op de eerste maal van de ontmoeting. En wat betreft de zin: “Mijn vriend toonde mij een aantal beschreven vellen, die hij zeide ontvangen te hebben”, dan is dit wederom een kwestie van levend taalgevoel: de zinsconstructie met “die”, in plaats van met “dat” is organisch volkomen verantwoord. Het accent ligt niet op het aantal van die beschreven vellen, maar op die beschreven vellen zelf en “die” ondervangt alleen de herhaling, waar ik had kunnen schrijven: “Mijn vriend toonde mij een aantal beschreven vellen, beschreven vellen, die hij zeide ontvangen te hebben.”
- woede Paap
U kunt dit briefje aan den heer Paap laten zien. Misschien let hij dan een volgend maal beter op zijn “woede” en loopt hij minder gevaar, dat - om in zijn eigen taal te spreken - er geconcludeerd moet worden, dat wanneer er boven de Moerdijk geen fantasie bestaat dan toch wèl stompzinnigheid. Of woont de heer Paap soms beneden de Moerdijk? Dan, helaas, ook er beneden.
15 oktober 1932
- aan Jan Engelman van CvW, ongedateerd, na 14.10.1932
Jammer: maar ik begrijp het volkomen, dat u het “redigeeren” niet meer aanlokt.
Ik zal u maar niet vragen of u iets zoudt voelen voor het schrijven van een stuk over de nieuwe zakelijkheid in de Nederlandsche schilderkunst voor een cahier van De Vrije Bladen. Of zoudt u dat wel willen doen? dan zou ik dat graag spoedig van u hooren.
- kritiek Paap op Fantasiestukken
Ik wist reeds uit den brief, die u vóór het verschijnen van dat stukje van Paap zondt, dat u ook vondt, dat hij te ver ging. Ik begrijp alleen niet recht waarom u juist hem dit werk van mij ter beoordeling hebt gegeven: of heeft hij er om gevraagd? Dat begrijp ik beter, er spreekt uit dit geheele schriftuur de behoefte om “het nu eindelijk eens te zeggen”.
Ik geef onmiddelijk toe, dat de herdruk van deze fantasiestukken geen wereldschokkend feit is en dat zij zelfs niet eens zoo belangrijk zijn geweest als de heer van Duinkerken het nu in De Gemeenschap voorstelde (hoewel ik daarin iets kan waardeeren van een eenvoudige rechtvaardigheid). Ook dat de Chassallerie breekbaar is als een porceleinwinkel. Maar daar laat men dan ook gen stier in los. Of maakt de heer Paap daaruit de conclusie, dat wanneer men in een porceleinwinkel geen stier kan loslaten zonder dat de boel kort en klein gaat er dan ook maar geen porceleinwinkels moeten bestaan?
- herdruk op verzoek
Overigens, dit ter geruststelling van den heer Paap -: het herdrukken geschiedde niet om mijn matelooze verwaandheid te voldoen, maar hoofdzakelijk op verzoek en aandringen van hen, die ze graag gebundeld zagen, zooals o.a. Marsman. Maar ik zal het niet wéér doen.
16 oktober 1932
- over CvW, Menno ter Braak aan E du Perron,1610.1932, in: Briefwisseling I EdP-MtB
- DVB-Forum
Reserveer vooral het verhaal voor Forum en laat De Vrije Bladen doodvallen. Het is toch echt iets voor ons en minder geschikt voor Chassé en zijn kameraden, lijkt me.
16 oktober 1932
- over CvW, E du Perron aan J. Greshoff, 16.10.1932, in: EdP Brieven III
- koele correspondentie
Van Wessem en ik wisselen steeds koeler briefjes; ik kan ‘s mans literaire politiek en geijver niet goed meer verduwen. Godius komt nu per se niet in de Vrije Bladen; misschien in Forum. Leid hieruit niet af dat ik onaangenaamheden met Van W. zou hebben, dat is volstrekt niet waar. Maar de redactioneele functie, merk ik meer en meer (ook met Blijstra), is weinig bevorderlijk voor de kameraadschap.
16 oktober 1932
- van E du Perron aan CvW, 16.10.1932, in: EdP Brieven III
Dank voor je brief, en het probleem is dus opgelost: geen Godius in de Vrije Bladen.*
Ik heb den indruk dat we er allebei even verrukt, of althans verlicht door zijn.
- kritiek
Zoo ‘ventist’ als we dan geworden zijn, niemand van ons kon je zeggen: ‘eigenlijk vinden we je werk verrottigheid’, omdat geen van ons dat dacht. Ik meen je overigens, wat mijn aandeel betreft, oprecht genoeg te hebben geschreven?
En wat die redactie-aangelegenheden betreft, daar ga ik maar niet meer op in, omdat ik niet weet welke stijl Bouws zich heeft aangeleerd en omdat het mij tè vervelend wordt om telkens mij als ‘redacteur’ tegen mijn kameraden (Blijstra bv.) te moeten verantwoorden. - Ik zie niet in dat een andere greep uit Chassé per se niet zou voldoen, maar natuurlijk, de beslissing is aan jou.
- 300 negerslaven
Ik wensch je het beste met de plantage-roman** en geloof als jij dat het althans het voordeel zal hebben van minder ‘stil’ te zijn. (...)
Wat is ‘Harlekijn’ van Kelk en jou samen? *** een vervolg op ‘Katrijn’, of een reprise van ‘De Zonde van Pierrot’, of héél iets anders? (...) , je E.
* Het door CvW opgegeven motief voor weigering van ‘... E poi muori’ was plaatsgebrek.
** 300 negerslaven. Amsterdam 1934
*** ‘Harlekijn’ kan niet worden beschouwd als een vervolg of reprise van de twee andere door DP van Kelk genoemde stukken.
17 oktober 1932
- over CvW, E du Perron aan Menno ter Braak,17.10. 1932, in Briefwisseling I, EdP-MtB
Ik ben in mijn schik dat Godius je zoveel beter leek, en wat het reserveeren voor Forum betreft, dat is al in orde; ik kreeg gisteren een kaart van Chassé dat hij er eigenlijk geen plaats meer voor had en heb de gelegenheid dankbaar aangegrepen.
11 november 1932
- van A.Roland Holst aan CvW, 11.11.1932
- De vuistslag, Nijhoff
ARH heeft copij van CvW aan Pom [Nijhoff] gegeven, en verwacht dat bij de redactie van a.s. maandag terug te krijgen.
Maar jij bent een onverstandige jonkman om geen 2e copie te hebben! Zelfs vuistslagen kunnen in 't niet te loor gaan.
16 november 1932
- over CvW, E du Perron aan Menno ter Braak, 16.11.1932, in: Briefwisseling I EdP-MtB
- tegen artikel CvW
Hierbij het stuk over Huxley en een stuk van Van Wessem, dat ik kreeg met een warme aanbeveling van Bouws.
Bouws vond het wel niet erg oorspronkelijk, wel een beetje à la jou en mij, maar toch zóó goed, dat hij het met haast in December nog wilde uitgeven. Ik vind het "een prul; ik zie niet in dat we dergelijke vulgariseerende opstellen zouden moeten plaatsen voor de “eensdenkendheid”. Het begin gaat nog, het slot vind ik één wauwelende herhaling van onszelf. Het spijt me voor Van Wessem, maar ik ben alweer tegen. Misschien vergis ik me en zie jij er nog iets goeds in.
17 november 1932
- over CvW, Menno ter Braak aan E du Perron, 17.11.1932, in: Briefwisseling I EdP-MtB
- naprater en soepvent
Tegen van Wessem ben ik ook. Het goedbedoelde gepraat van den man is niet erg beroerd, maar hij is toch zeker een naprater en een soepvent. Welke vent heeft er nu pleizier in, om de ‘waarheden’ van anderen zoo vulgair na te kauwen?
Het stuk van Valentijn kwam vandaag; niet onaardig, maar bedonderd geschreven. Ik knoeide er een beetje in en zond het toen naar de zetterij; hij schrijft de gekste fouten, maar zijn beweringen zijn tenminste niet, zooals die van v. Wessem, bijeengelepeld uit andere lectuur.
december 1932
- aan Herman Robbers van CvW, ongedateerd, 1932
- fragment Vuistslag
Het is alweer zo lang geleden, dat ik iets inzond voor Elsevier en ... nu, de rest weet u ook wel. Maar ik heb langzamerhand genoeg van dat gekijf en gepolemiseer. Ik wil liever werken.
Dit is een stuk uit mijn nieuwe roman*, een fragment, dat ik meen, dat op zichzelf kan staan.
* De vuistslag komt bij Van Kampen uit, voorjaar 1933.
1 december 1932
- van Herman Robbers aan CvW, 01.12.1932
- De Vuistslag
Je "inkeer" (als ik het zo noemen mag) heeft mij genoegen gedaan. Ik geloof dat je gelijk hebt en dat veel ijle opwinding beter achterwege had kunnen blijven. Er is altijd maar eén kunst - en daar werken wij allen aan.
Wat nu betreft dat fragment [ De Vuistslag] van je , ik vind dat een van de beste dingen die je nog maakte. En ik zou het ook accepteren als het niet nodig was het zo spoedig te plaatsen. Maar in het eerste halfjaar 1933 heb ik geen gaatje meer open!
Je roman de Vuistslag zal ik bij verschijnen stellig met belangstelling lezen.
december 1932
- aan J. Greshoff van CvW, ongedateerd, waarsch. eind 1932
- Richard Minne; anti-Vlaamsch
Excuseer me, wanneer ik je in je sympathieen tref, maar Minne kan ik niet goed luchten. Dat ding van Reineke Vos, b.v, dat in "Forum" stond, was ergerlijk van Vlaamscherigheid. Trouwens, ik ben erg anti-Vlaamsch; en opdat er gloeiende kolen op mijn hoofd gestapeld worden, krijg ik uit Vlaanderen juist altijd de beste kritieken op mijn werk! Maar de goede Vlaamsche schrijvers wil ik niet te na spreken: Roelants, Vriamont, Walschap.
Ja, het deed mij ook genoegen je eens wat langer gesproeken te hebben. Feitelijk waren wij onbekenden voor elkaar, behalve een paar vluchtige ontmoetingen bij een eetpartij van Slau o.a. ik hoop, dat je nog eens van je laat horen als je weer radioot in Hilversum!
Vestdijk zendt mij het bewuste verhaal. Dank voor je bemiddeling.
december 1932
- aan Eric van der Steen van CvW, ongedateerd, waarsch. december 1932
Ik verneem, dat De Gemeenschap de uitgave van uw “Droesem” annonceert. U hebt ons echter het recht van publicatie in een cahier van de Vrije Bladen niet onttrokken. Hoe moet ik dat begrijpen? Het feit, dat ik nog geen antwoord kon zenden, bedoelt volstrekt geen weigering, trouwens, dan had ik uw werk zeker meteen geretourneerd. Dat de zaak traineerde was omdat er onzekerheid over het voortbestaan van De Vrije Bladen voorloopig het nemen van beslissingen doelloos maakte. Nu is dit voortbestaan verzekerd, zoodat ik ten spoedigste nader uistluitsel zal kunnen geven over uw bundel. Ik persoonlijk ben zeer voor opname. Maar dan kan uw bundel toch niet gelijktijdig bij De Gemeenschap verschijnen, ook niet als onderdeel van een grootere bundel, dat zou voor ons te nadeelig zijn, daar de cahiers ook los verkocht worden.
1932
Gustaaf. Een idylle door CvW. Zilveren verpoozingen. P.N. van Kampen en Zoon N.V., 1932