Over leven en werk, 1930
Constant van Wessem, geboren 1892 [moet zijn: 1891]
Den liefhebbers van "hereditaire eigenschappen" kan misschien het feit, dat hij stamt uit een familie, die in het openbare leven steeds in de oppositie beliefde te zijn, die "beelden stormde" en door Alva daarvoor uit het land verbannen werd, die officieren had in het "vliegend legertje" der Keezen, dat de Prinses van Oranje bij Goejanverwellesluis opving, die in de 19e eeuw een brochure schreef om verdraagzaamheid en toelating der Joden aan de Universiteit te bepleiten - een verklaring zijn waarom de persoon in kwestie zorgvuldig voorbereid voor een nette maatschappelijke loopbaan (advocaat!), het nochtans verkoos liever minder afgetrapte wegen te gaan en uit het huis zijns vaders weg te loopen ...
Van wie hij een lastig te veel aan talenten had: hij teekende op zijn 6e, componeerde op zijn 13e en schreef op zijn vijftiende jaar, is echter niet meer na te gaan. Een vergefelijke verachting voor het van staatswege opgedrongen "onderwijs", waaraan wij onze beste jaren moeten verknoeien, maakte, dat hij op zijn 16 jaar "selfmade man" besloot te worden, met drie afgoden: Napoleon, Stendhal en Liszt (het vuurwerk der romantiek!).
Gedurende een jaar schreef hij veel, schreef hij zich een boterham bij elkaar. Werd journalist, criticus, literator. Hij wachtte echter vrij lang met de publicatie van een eerste boek. (En dit nog wel onder pseudoniem: Chasalle; de literator wilde den criticus scheiden). Dit eerste boek (boekje: een aantal korte prozastukken, samen met verzen van den dichter Kelk) getiteld "Lampions in den Wind" en in 1921 verschenen, had een "goede pers".
Sinds dien volgden, onder den arbeid als redacteur van Het Getij (1917-'22) en De Vrije Bladen (1924-?) door, vrij geregeld andere werken, over Charlie Chaplin (1927), over Liszt (1927), over muziek (1921, '22, '23, '28, '29), over den film (1930), In voorbereiding: romans.