Over NSB, straffen, Eereraad, letterkundigen, het verzet

Waarom de Partij van de Arbeiders faalde na WO I
Omdat zij - terecht of ten onrechte - vereenzelvigd werd met de regeering daar de Ministerpresident en een aantal ministers tot de Party behoorden is de oppositie bij de verkiezingen vooral tegen de partij van de Arbeid gevoerd en hebben zij, die op andere partijen stemden, daarmede uiting willen geven aan hun ontevredenheid met wat door de regering is nagelaten.
Nagelaten is door de regeering: rekening te houden met de volkspsyche, die geen genoegen kon nemen met een behandeling van de gevallen der N.S.Bers volgens strafmaten van het vooroorlogsche rechtstelsel. Waarom wel een afwijking in den zin van noodrecht door het, niet gerechtelijk toegelaten toepassen van den doodstraf en waarom ook geen noodrecht t.o.v. de strafmaten voor de z.g. “lichtere” gevallen, d.w.z. voor gevallen, die niet onder toepassing van den doodstraf vielen? Nu zijn veel te lichte straffen opgelegd, die het rechtsgevoel van osn volk niet bevredigen. Dit is geen kwestie van wraak, het is een eisch van recht-doen, wanneer men N.S.B-ers veroordeeld wilt zien tot de zwaarste strafmaat. Immers, over het volgende bestaat geen twijfel: sinds Duitschland ons in Mei 1940 gewapenderhand en zonder aanleiding onzerzijds - wij hielden aan een in haar angstvalligheid bijna laffe neutraliteit vast - overviel was voor ieder Nederlander, van welke politieke gezindheid ook, duitschland de gemeenschappelijke vijand geworden en wei zich desondanks leende tot samenwerking met den bezetter, hetzij door toetreding tot met hem sympathiseerende partijen, zooals de N.S.B. of door nog directere handlangersdiensten, zooals Landwacht, S.S. en N.S.K.K., valt willens en wetens onder de categorie der vijanden van ons volk en derhalve onder landverraders. (...)
Het is begrijpelijk, dat men voor een collectief toepassen van den doodstraf terug schrikte - het Nederl. Volk is immers zoo “humaan”-, maar het meerendeel der mannen, vrouwen, kinderen, verwanten, die door het N.S.B.gespuis aan den vijand was uitgekeverd en daardoor ter doodgebracht, niet vergeten en eischte een verscherpt recht. Hieraan is door de regering niet voldaan. (...) Dit dreef tal van ontevreden in het kamp van de Communisten, de eenige partij, die onomwonden en hardnekkig, op een strenge berechting zonder onderscheids des persoons is blijven aandringen.

In de Eereraad voor Letterkunde b.v. is geen enkele van deze strijders opgenomen. Alleen Prof. Tielrooy heeft in een concentratiekamp gezeten, maar uit hoofde van andere werkzaamheden dan die als kunstenaar. Van Dr. Brummel heeft men zelfs in de kringen der letterkundigen nooit gehoord. Het lijkt wel alsof het Militair Gezag uitsluitend op titels is afgegaan bij het benoemen van personen. Moeten wij geregereerd worden door academici als de eenige bevoegden? (...)
De literatuur is, met het tooneel, de branche van de kunst, die het diepst dringt in het intellectueele leven van een volk. Men had voor literatuur niet nauwkeurig genoeg kunnen zijn met de aan te wijzen personen voor de Eereraad. Waarom werden de daadwerkelijke verzetsplegers uit de rijen der letterkundigen geweerd? Waarom vindt men geen enkele naam erbij van Theun de Vries, Johan van der Woude, A.Roland Holst, C.J. Kelk e.a.?

Het idealisme van het verzet
Er is m.i. veel te veel over het verzet gesproken, als gold het een speciaal heldendom. Officieel is het verzet in zijn dooden gehuldigd, maar de levenden werden over het algemeen vergeten. Zulks vindt zijn oorzaak in de foutieve visie op het verzet. Ongetwijfeld, zij die in het uitvoeren van een daad vielen spreken meer tot de romantiek, die nu eenmaal onmisbaar is om iets bij de massa te doen aanspreken. Maar men vergeet bij de beoordelingen twee dingen: dat de daad niet het beslissende aspect van het verzet is, ook dat het leven niet alleen gewaagd wordt door het actieve verzet.