Hoe mijn eerste boek ontstond
Iedere schrijver kent de sensatie: hoe een onderwerp zich aan hem vasthecht. Hij kan het uitstellen, jaren zelfs, maar het nimmer vergeten. Een van zulke onderwerpen was voor mij de romantische figuur Liszt.
Hoe komt men aan een onderwerp? Waarom fascineerde mij juist Liszt? Er waren grootere musici dan hij en wier levens zelfs aantrekkelijker konden schijnen. Het was de allure, die boeide. Ik vond deze allure, waardoor zich soms het heel wezen van een mensch onthult, op een Fransch plaatje, Liszt voorstellend, een gravinnetje aan het hart drukkend, onder den uitroep: “Je crois en Dieu, puisque je vous aime”. Het was allang geleden, maar ik zag opeens Liszt, die ik nooit had kunnen zien uit portretten met het eerwaardige grijze haar en de oude vrouwentrekken. Ik kende uitsluitend de Duitsche opvatting van Liszt, de verduitschte [met pen verbeterd door CvW: burgerlijke] en geïdealiseerde “heros” van Deutschtum en deugd en was in de boeken van duitsche schrijvers over hem blijven steken, die ik onleesbaar vond en eigenwijs. Ik verlangde een boek, dat uit zou drukken wat deze regel en dit plaatje uitdrukten. Het niet vindend besloot ik het zelf te schrijven. Zooals wij dit meer doen, trouwens.
Was dit Liszt, zooals ik hem mij voorstelde? Waarschijnlijk was het een Liszt. Het verschil tusschen de biograaf-historicus en den biograaf-dichter is precies, dat de laatste meer om “juistheid” dan om “waarheid”geeft.
Hij beoogt geen standaard-figuur van Liszt, van het tijdelijk-menschelijke losgemaakt en geschikt om als monument op de pleinen der openbaarheid te worden neergezet. Hem trekt juist de variaties in het menschelijke aan en hij schept dat menschelijke om tot zijn droom:”Je crois en Dieu, puisque je vous aime”. Menschelijk, al te menschelijk.
“Liszt, romantische jaren van en pianist”, bij Leiter Nijpels te Maastricht verschenen, verleden najaar, is mijn eerste boek, ondanks het feit, dat ik er voor dien reeds een achttal had gepubliceerd. Maar het was langen tijd ongeschreven en ongedroomd gebleven, ik had er veel aan gedacht, er veel aan gefantaseerd en ik wilde het langen tijd niet noteeren uit vrees van het te verliezen.
In 1927 begon ik er toch aan. Het ontstond en marge van een ander boek, dat ik voor een serie biographieën van musici schreef, een biographie van Liszt. Maar het boek, dat ik schrijven wilde was een roman van Liszt.
Het is dan ook geschreven volgens de methoden van den romancier. Een criticus heeft de opmerking gemaakt, dat in een groot deel van mijn boek Liszt zelf zoek was. Maar waar de biograaf zich vooral een beeld van de figuur zoekt te reconstrueeren door de faits et gestes, de feitelijkheden van deze figuur, volgt de romancier verschillende methoden, naar de geaardheid van de persoonlijkheid die hij beschrijft.
Mij leek juist de geaardheid de figuur van Liszt het best levend te maken door een soort coulissen- en figuren-spel met en rondom hem. De levendigste kleuren geven aan een persoonlijkheid van Liszt juist de zijlichten die op zijn persoonlijkheid vallen, zijn tijd, zijn vrienden, zelfs zijn afwezigheid. Een gesprek uit een bepaald milieu, zelfs al handelt dit gesprek nergens over Liszt is typeerender vaak voor het leven van de figuur dan zijn eigen woorden; en het beeld in anderer oogen is soms treffender juist dan wat zich op de feitelijkheden steunt, die door documenten verdedigd en verantwoord kunnen worden.
Zelfs met de uitvoerigste documentatie bereikt men “geen” leven. Het document, waar ik het een enkele maal te pas bracht, vervult in het geheel van mijn werk dan ook geen andere rol dan die van een toets, een kleur - ik heb daar vele documenten op moeten nalezen.
Drukproef, met potlood: Nederlandsche Boekenweek, mei 1932
Met pen: na nauwkeurige correctie, fiat V.W.