Menno Ter Braak
Noch in de kunst, noch in de cultuur vormt Ter Braak een partij. Men schaart zich niet achter hem, maar naast hem. Een politicus zonder partij; een Reinaert?
Het inzicht in eigen houding is een zwak punt in Ter Braak’s werk. Zijn Reinaerthouding is een slecht passend masker, waarachter het tweede gezicht gemakkelijke valt te herkennen. Schreef hij niet, dat de waarheid zijn eerste probleem is?
Reinaerts’ beteekenis is hierin gelegen, dat hij met de geest als middel, de massa virtuoos bespeelt, maar het waarheidsgehalte laat hem onverschillig. Hij is een dierlijke Hitler.
In de verbitterde voorkeur voor ‘le bon genre”betrekt Ter Braak een wachtpost, die hij geneigd is te verlaten, zoodra de horde er behoefte aan gevoelen zou, zich om deze wachtpost te legeren. Dit is des Reinaerts. Maar in den cultuurcriticus, die onverbiddelijke het masker voor het tweede gezicht afrukt, en die, gelijk wij betoogden, hierin wordt gedreven door het verlangen naar hygiëne, en die een zeer sterke persoonlijke ethiek blijkt te bezitten, is deze houding niet vrij van pose.
Er zijn punten van overeenkomst: het eigenbelang, het zich richten tegen allen, de verdediging van Maupertuus, maar slechts de Reinaert uit Eibergen verraadt zijn voorkeur voor trucs.
Wat is het tweede gezicht van Ter Braak?
Achter het naar voren geschoven intellect is zijn emotionaliteit schuil gegaan; hij is zachter dan hij schijnt. Achter de intellectuele verdediging van de houding, van de persoonlijkheid, achter den ironischen glimlach verbergt zich de man die gaarne Reinaert wil zijn. Hij weet zich onaantastbaar door zijn tijdgenoten, wier mindere in intellect, kennis en belezenheid hij niet is.
Maar iemand die, via in zijn jeugd ontvangen blauwe oogen van dorpsschooiers de meerderheid erkent als “een kracht, die men desnoods volkomen zou kunnen analyseeren, zonder iets aan die kracht te wijzigen”, die elken vorm van meerderheid “nauw verwant voelt aan physieke kracht”en physieke factoren als het “ick en weet niet wat”der meerderheid beschouwt, moet een hoogere waarde toekennen aan de eigen meerderheid tegenover anderen.

De Mütterscene uit Goethe’s Faust II
(Sinds de commentatoren Goethe’s natuuropvatting en bovendien zijn overtuiging van de verwantschap van natuur en Griekse kunst een woord hebben laten meespelen, is er meer licht gekomen in de vroegere duisternis der Mütterscene, die grotendeels naar vrije vinding van de dichter geconcipiëerd werd. Wat de bedoelde verwantschap van natuur en ware kunst betreft, herinnere men zich o.a. de in dit opzicht veelzeggende aanvangsverzen van Goethe’s beroemde sonnet uit het jaar 1802:
Natur und Kunst, sie scheinen sich zu fliehen
Und haben sich, eh mna es denkt, gefunden
Het doel van Goethe’s natuurwetenschappelijke onderzoekingen is veelal geweest het oertype op te sporen, waarachter het Goddelijke schuilt. Het Goddelijk scheppingscentrum nu is in zijn mysterieuze uiting voor ons intellect enigszins te benaderen als de grote barende kracht, als de natura naturans van Spinoza en - als Mütter van onze scene.
Naar Goethe’s convictie hebben wij in de Griekse kunstwerken eenzelfde scheppingsproces te zien als in de levende wonderwerken der natuur.
Goethe: Die Kunst solle zur Bejahung des Lebens führen und den Glauben des Menschen an sich selbest stärken.

Franz Kafka
Wanneer wij thans Franz Kafka (1883-1924) vermelden bedoelen wij niet in deze
schrijver een mysticus te zien, maar toch een die door het Joods-magisch fatalisme beïnvloed is in zijn werk.
Het 'in de wereld verloren staan', de machteloze angst van de mens, tegenover in mensen als onpersoonlijke wezens belichaamde machten, is natuurlijk van een veel wijdere strekking dan een rassentypering; toch is deze 'philosophie' niet geheel los te maken van Kafka's eigen Joodse wezen, waarboven nog steeds de metaphysische angst voor 'Jehova, de wettenmaker en -wreker', blijft zweven, en is zijn werk, zij het dan in verbeelding omgezet, autopsycholgisch te duiden als ten nauwste betrokken bij zijn strijd met en eerbied voor de eigen 'Jehova-vader'. 
Kafka schreef onder dwang van dit complex en waarschijnlijk heeft hij daarom ook vernietiging van zijn werk verlangd,